Balkan en GriekenlandZijderoute 2016-2017

Is dit nog Europa?

posted by Vandeketting 16 mei 2016 2 Comments
Albanië

Na de vele fruitstalletjes langs de hoofdweg van Shkoder volgt de afdeling kippen. De poelier zit op een krukje op de stoep naast een paar afgeladen kratten. Een haan er bovenop houdt de dames rustig. Één voor één haalt de verkoper een paar exemplaren uit een krat. Met een touwtje bindt hij de poten aan elkaar en zet ze voor de kratten neer, klaar voor de verkoop. Een klant is meer geïnteresseerd in de piepkuikens. Hij graait door een mand vol alsof het een bak tennisballen is. Weer verderop wordt kleding verkocht, erachter proberen ook de kleine winkeltjes, barretjes en lotto cafeetjes wat klandizie te krijgen. Er is en hoop te zien, maar het is ook verstandig de blik op de weg te houden, want af en toe stopt er iemand met z’n auto midden op straat om even een praatje te maken met een bekende. We zijn pas een paar uur in Albanië en kijken onze ogen uit. Het chaotische, krioelende straatbeeld, de pop up kraampjes en de barakkige winkeltjes doen bijna Aziatisch of Noord-Afrikaans aan, nauwelijks Europees in elk geval. Shkoder is één van de oudste steden van Europa en de tijd lijkt er af en toe te hebben stilgestaan.

We rijden de stad uit over één van de slechts enkele rode (= grote) wegen op de kaart van het land. Hij heeft de inrichting van een onbelangrijke landweg bij ons. Af en toe komt er overjarige walmende Mercedes diesel voorbij, soms ook bakfietsbrommertjes met hele gezinnen erin. Bij de bar in een stadje onder weg staan drie paard en wagens geparkeerd. Tussen dat gedateerde verkeer dan ook wel weer opvallend veel splinternieuwe, vooral Duitse topmodellen met machotypes erin die op deze dinsdagochtend toch niet aan het werk zijn om die luxe bij elkaar te verdienen. Albanië schijnt ook wel een afzetmarkt voor louche handel en gestolen waar te zijn.

Maar het meest in het oog springt de primitieve charme. We nemen de volgende dag een veerboot die twee dorpjes aan een enorm stuwmeer verbindt en drie uur door een prachtig berglandschap tuft. Als we de schuit zien twijfelen we serieus of we het moeten wagen. Het lijkt een krakkemikkig en wankel geval van roestig plaatstaal en een dek van dunne planken waar stukken uit ontbreken. De oprijplaat is gewoon op de onverharde walkant gekwakt en dat veroorzaakt nogal een hoogteverschil dat auto’s moeten overbruggen om de boot op te komen. Een stoet aan helpers schreeuwt aanwijzingen aan benauwde bestuurders en zo nodig worden te lage auto’s letterlijk en handje geholpen. Het lijkt alsof alles voor het eerst gebeurt, maar het is toch echt een dagelijkse dienst. Één van de passagiers blijkt de boot eigenhandig te hebben opgebouwd rond een op de kop getikte vrachwagenmotor die in een ijzeren hok staat te ronken. De bouwer moet nu als ‘first technical officer’ mee op elke overtocht, want als iets het begeeft is hij de enige die het kan maken.

Aan de overkant ligt Fierze. Op de kaart dikgedrukt, in werkelijkheid een paar huizen, wat bars en gelukkig een klein winkeltje want we hebben wel wat voorraad nodig. Het is moeizaam winkelen, want alles ligt op schappen achter een toonbank. Van een afstand is niet altijd duidelijk wat er in de verpakkingen zit en communiceren met de verkoopster gaat lastig. Uiteindelijk mag ik toch zelf even wat spullen komen uitzoeken. Brood heeft ze niet, daarvoor wijst ze naar de overkant. Daar is echter alleen een lege parkeerplaats bewaakt door een dreigende hond. We moeten toch echt daar zijn, zegt ook een voorbijganger en hij loopt even mee en bonst op een luik naast de dichte deur. Een vrouw doet open, bevestigt dat ze brood heeft en laat me binnen. Het blijkt een soort eetzaal en een jongen die soep zit te eten helpt met vertalen. Probleem blijkt te zijn dat we geen brood besteld hadden, dan hadden ze wat extra kunnen bakken. Gelukkig is de vrouw clement en krijgen we twee broden en een stuk kaas mee.

Dat is hard nodig, want Kukes, ruim 100 km verderop, is de eerstvolgende plaats van enige omvang. Daartussen liggen bergen. Veel bergen, en de weg gaat ze niet uit de weg. Ongenadig stuitert die op en neer en slingert heen en weer. De afstand ruw uitgeduimd op de kaart kun je gerust verdubbelen en er per 5 km een handvol klimmen van 100 meter of meer bij incalculeren. Werkelijk elke meter weg loopt omhoog of omlaag, dus even lekker doorfietsen zit er echt niet in. We eindigen dan ook in the middle of nowhere en kamperen in een weitje een stukje boven de weg.

Dat dreigt nog een keer te gebeuren, want de 85 resterende kilometers naar Kukes gaan al net zo zwaar en langzaam. Met nog 20 km te gaan stuiten we opeens op Albanië’s enige snelweg, van de grens met Kosovo naar Tirana. De oude weg is er niet meer en de twee mensen die we vragen zeggen dat we gewoon over de A1 moeten fietsen. Dat doen dan maar. Het is gelukkig redelijk rustig en we dalen af met rugwindje, dus die 20 km doen we in een goed half uurtje. We stuiven Kukes binnen, recht in een politiefuik. De verwachte uitbrander of erger blijft uit en de agent steekt lachend zijn duim op. Kukes zelf blijkt een flinke stad. Aan de rand worden we opgepikt dor een paar jongens in een oude Mercedes die ons naar een goedkoop hotel brengen. ’s Avonds flaneert de hele stad op z’n Spaans door de straten.

Kortom, Albanië is anders. Soms lastig en langzaam reizen, maar de mensen zijn vriendelijk en hulpvaardig en het berglandschap is prachtig. Europa lijkt hier geliefder dan bij ons, want overal wappert de blauwe vlag met sterren naast de rode Albanese. Verder is er weinig dat doet vermoeden dat we nog op hetzelfde continent zijn. Voor wie nog op zoek is naar de “authentieke ervaring” die reisgidsen vaak beloven maar niet echt leveren: zoek niet verder. Reizen hier is best te doen en het land kan wel wat Euro’s gebruiken.

You may also like

2 Comments

Johnny Joosse 16 mei 2016 at 16:58

Op het werk en bij familie heb ik het wel eens over jullie Odyssee.
Iedereen en dan met name de naar-het-werk-fietsers heeft groot respect voor deze tocht.

Prompt komen er allerlei vragen die jullie waarschijnlijk al honderd keer gehoord en beantwoord hebben.
Bij deze dan de honderd-en-eerste keer :o)

– hebben jullie na al die kilometers geen ongelofelijke zadelpijn?
– hoe vaak heb je al banden moeten plakken?
– kun je je “apparatuur” onderweg makkelijk opladen?
– ben je in armere landen niet bang dat jullie rijke westerse luxe gejat wordt?

Nogmaals veel succes met alle kilometers die nog komen.

Reply
Vandeketting 16 mei 2016 at 18:44

Ha die Johnny. Dat zijn inderdaad enkele van de vaste vragen onderweg. De andere zijn uiteraard waar we vandaan komen, waar we heen gaan en waarom in hemelsnaam op de fiets. De antwoorden:
– Nee, geen zadelpijn meer. Alles is trainbaar. Feitelijk kun je het best een hard zadel hebben. De zadelpijn verdwijnt na verloop van tijd en een zacht zadel geeft dan juist vaker irritatie doordat het zompig en zweterig wordt bij warm weer.
– Nog geen lekke banden tot nu toe!
– Opladen gaat vooralsnog goed. We hebben een powerbank en voor de rest een dubbele set oplaadbare batterijen. Daarmee kunnen we het een weekje uitzingen.
– Tja, dat proberen we zo goed mogelijk in te schatten, maar helemaal zeker weet je het niet. We lopen zo min mogelijk te koop met gadgets en uiteraard geld. Voordeel is dat in armere landen mensen alleen fietsen als ze geen middelen hebben om een auto te kopen, dus dat tempert de verwachtingen meestal wel wat.

Groetjes,
Koen

Reply

Leave a Comment