“Waarom zijn jullie…” – in godsnaam, hoor ik hem erbij denken – “… helemaal hierheen komen fietsen?”, vraagt een man van het reisgezelschap uit Valparaiso waarmee we in San Pedro de Atacama een avond sterrenkijken doorbrengen. Weliswaar hebben ze zelf ook een uur gevlogen om hier een paar dagen door te brengen, maar dat wij er een maand fietsen voor over hadden, dat gaat kennelijk zijn voorstellingsvermogen te boven. “Nou, heb je even…”, wil ik beginnen, maar dan schiet mijn Spaans al gauw tekort. Via een meisje dat Engels spreekt proberen we een begin van een uitleg te geven.
Dat je soms plekken op de wereld hebt die met je fascinatie op de loop gaan. Plaatsen waar je niet per se vandaag of morgen hen hoeft, maar die wel jaren in je hoofd kunnen blijven zitten als droombestemmingen voor ooit. Anatolië, Perzië, Samarkand, de Pamir…, daar waren we al en konden we onze fantasiewereld met de werkelijkheid vergelijken. De Atacama woestijn in Noord Chili spreekt al tot onze verbeelding sinds we in 2001 in Patagonië in het zuiden fietsten. Het is de droogste plek op aarde, op sommige plaatsen is al 400 jaar geen druppel gevallen. Het landschap laat zich kennelijk goed met Mars vergelijken: proefmissies van NASA vonden ook hier op plekken geen tekenen van leven in de grond. Er zijn zoutvlaktes, steenvalleien, vulkanen, lagunes en geisers, rijkdom aan mineralen, een oude mijnbouwcultuur. Eén van de belangrijkste astronomische observatieplekken in de wereld dankzij de droge, heldere en ijle lucht, een kwaliteit die zelfs via de nieuwe Chileense grondwet zal worden beschermd. Het hoeft niet iedereen aan te spreken, maar voor ons was het zeker een plek die we graag eens wilden bezoeken. En het is gelukt, al toonde de Andes zich een taai obstakel. Vandaar dit verslag van onze doorsteek vanuit Salta in Argentinië.
Km 0. “Acht platte broden, vier croissants, zes carré’s met jam, vier vlinderkoeken en een cake”, roept de verkoper door de bakkerswinkel naar de kassier. De amper 10 Euro die ik moet afrekenen vallen alleszins mee, de omvang van de zakken waarmee ik naar buiten loop allerminst. We proppen het in onze fietstassen, naast de pasta, instantrijst en de melkpoeder en havermout die we hebben weten te vinden. “Hebben we nu genoeg?”, vragen we ons af, in Salta is alles in overvloed; de komende drie dagen verwachten we weinig te vinden. We stellen de beslissing nog even uit. Over e0 km is er nog een plaatsje.
Km 30. We zijn de Ruta 51 ingeslagen die ons 300 km verder en 3000 meter hoger naar de Paso de Sico moet brengen. In Campo Quijano kunnen we nog een lekker bord ravioli krijgen. Hier begint ook de Tren a las nubles, trein naar de wolken, een oude spoorlijn met een paar knappe staaltjes constructiewerk die tot ruim 4000 meter hoog dezelfde kant opgaat. Groot voordeel: treinen kunnen geen al te steile hellingen bedwingen, dus ook de stijgingspercentage van de weg blijven meestal beperkt.
Km 67. Gestaag hebben we al 1200 meter geklommen en bereiken we onze eerste overnachtingsplek op het terrein van een politiepost langs de weg. Ze zijn het gewend dat er af en toe wat fietsers komen kamperen en we worden bijna zonder vragen van de weg gedirigeerd. We krijgen drinkwater en er is een toiletgebouwtje. Prima plek, al gaat het vrachtverkeer dat hier op gewicht, volume en inhoud wordt gecontroleerd de hele nacht door.
Km 75. Blijkbaar zijn we niet onvriendelijk of negerend genoeg geweest tegen de speelse hond die ’s morgens onze tent en tassen kwam inspecteren. Hij loopt al 8 km kwispelend met ons mee en maakt geen aanstalten om naar huis terug te keren. Verkeerd ingeschat. We hadden beter na een kilometer terug kunnen rijden en hem terug kunnen brengen; nu is het wel erg ver om alles nog een keer te klimmen. Gelukkig is een tegemoetkomende chauffeur bereid om hem mee te nemen en weer bij het checkpoint af te leveren.
Km 93. El Alfarcito, een onverwacht pareltje. Een jonge pater heeft er zijn levenswerk van gemaakt om dit kleine dorp met inheemse bevolking een impuls te geven. Dat is goed gelukt. Er is een school, een kliniekje met ambulance, een winkeltje met lokale producten, een klein museumpje en een restaurant waar de toeristenbussen omhoog allemaal stoppen. We eten er lekkere empanadas, dus de voorraadtas blijft vooralsnog onaangeroerd. Helaas is de pater vroeg gestorven en hij ligt begraven in het kerkje onder een steen die er maar net in past.
Km 105. Een korte etappe vandaag, want de logische stop is Santa Rosa de Tastil. Ooit was dit een flinke pre-Inca stad met 2000 inwoners. Nu rest een klein museum en een gehucht van misschien 50 huizen. We kamperen op een soort van dorpsplein met een fonteintje en een goed onderhouden openbaar toiletgebouwtje ertegenover. We zijn inmiddels op ruim 3000 meter hoogte, dus het koelt ’s nachts flink af. Ingrids fietsbroek hangt ’s morgens bevroren aan de lijn. Da’s pas afzien, Mathieu.
Km 120. Vijf toerbussen stuiven ons voorbij. Ze zijn vanmorgen vroeg uit Salta vertrokken en maken een dagtocht naar San Antonio de los Cobres, ons doel voor vandaag. Daar rijdt nog een laatste stukje van de wolkentrein die nu een toeristische attractie is. Ik geloof dat het ritje iets van 20 Euro kost. Dat hebben we de afgelopen dagen zeker ook aan eten en drinken besteed, dus economisch gezien hadden we beter met de bus kunnen gaan. Qua beleving valt het fietsen vooralsnog gunstiger uit.
Km 126. We zijn pas 200 meter gestegen en over 14 km zouden we op de pas van bijna 4100 meter moeten zijn, ruim 1000 meter hoger dan Santa Rosa. De weg heeft het ook door en vanaf hier is het werken geblazen. We zijn nog niet echt aan deze hoogte gewend en we hebben allebei wel wat last van het zuurstofgebrek: beetje duizelig, hoofdpijn en naar adem happen tijdens korte pauzes.
Km 140. Boven! Altijd lekker, en ook altijd een verrassing wat er na de pas wacht. Hier is het het prachtige begin van de Puna: de vroegere zeebodem, nu een tot 3500 tot 4500 meter omhooggerezen hoogvlakte die een groot deel van noordwest Argentinië en noord Chili beslaat en overgaat in de altoplano van Bolivia. Over de vlaktes lopen bergruggen en aan de horizon liggen hoge vulkanen. Een wijds, droog en vrijwel plantloos landschap dat zich uitstrekt onder een staalblauwe lucht.
Km 165. San Antonio de los Cobres in zicht vanaf de net wat hoger gelegen weg. We hebben een enorme déjà vu, want zo van een afstand lijkt het precies op Murghab in Tadzjikistan. Bijna op dezelfde hoogte, rond 3800 meter, in een kale vlakte waar altijd een gure wind doorheen waait. Het stof van de onverharde straten versterkt het harde vale licht. Huizen tonen zich vooral als kale betonmuren, vaak lijken ze half afgebouwd of huist afgebroken. Zoals we vaker zagen gaan achter die ruwe wanden wel vaak verrassend ruime en sfeervolle panden schuil. Zo ook het gezellige hostel dat we vinden.
We blijven een dag om rustig aan de hoogte te wennen en het vervolg van de route te plannen. Deel daarvan is een check of de Paso de Sico wel echt open is. Vanwege corona heeft Chili zijn grenzen voor overlandverkeer lang dichtgehouden. Sinds 1 mei zijn ze weer open, maar we horen tegenstrijdige berichten of dat voor iedere grensovergang geldt. Uiteindelijk geeft de gendarmerie uitsluitsel: nee, Paso de Sico is alleen open voor vrachtverkeer; toeristen komen er nog niet door. Dat is een flinke domper, want het wordt overal beschreven als een mooie route en we hadden een etappeschema uitgedokterd dat er doenbaar uitzag.
Het alternatief is om onze oude vriend, de Ruta 40, weer op te pakken die van hier naar Susques loopt, 130 km noordelijker, en van daar de Paso de Jama te nemen. Dat is de belangrijkste overgang en die is zeker open.
We vullen ons proviand nog wat aan. Doordat er tot hier toch best iets te koop was hebben we nog wel wat over van de bakkersvoorraad uit Salta. Dat is maar goed ook, want hier is het aanbod beperkter. Mooie aanwinst is een kantineverpakking van best goede chocoladereepjes. De jongen bij de kassa moest z’n baas bellen om te vragen wat zo’n bulkhoeveelheid moest kosten.
Km 174. “Ga toch terug, stom beest, je hebt hier niets te zoeken.” Ik weet niet wat we verkeerd doen, maar opnieuw heeft een hond ons geadopteerd. Hij lijkt sprekend op die van het politiestation, alleen iets ouder. Gisteren liep hij al een uurtje met ons mee door het dorp, ons “beschermend” door naar langsrijdende brommers te blaffen en juist bij ons dekking zoekend als we door het territorium van soortgenoten liepen. Terug bij de hostel was hij een winkel ingeschoten en dachten we dag we hem kwijt waren, maar vanmorgen lag hij voor de deur in de zon en waren we kansloos om onopgemerkt te vertrekken. Gelukkig lukt dezelfde truc en kunnen we onze vriend afgeven aan een automobilist op weg naar San Antonio.
Km 200. Wat een weg! De Ruta 40 wordt steeds meer een karrenpad. Wasbord, diep grind en flink zanderige stukken wisselen elkaar af, maar echt lekker fietsbaar is het bijna nergens. Ondertussen stijgt het gestaag naar 4450 meter. Wel een prachtige route. Eerst naar een hoog viaduct onder het nog werkende deel van de Tren a las nubles, dan door een vallei omhoog naar een vals-platte hoogvlakte vlak langs een hoge vulkaan. Het is al half zes als we eindelijk gaan afdalen en om 7 uur is het echt wel donker.
Km 223. Vier motorrijders komen ons voorbij vlak voor Puesta Sey waar een overnachtingsplek schijnt te zijn. We zijn even bang dat ze onze bedden inpikken, maar het blijkt juist erg handig om een paar locals te hebben met dezelfde wens. Het hostal zit namelijk potdicht en er doet niemand open. De motormannen gaan op onderzoek uit in het stoffige dorp en via via regelen ze dat er iemand komt met de sleutel. Het is inmiddels donker en koud, maar we zijn weer binnen. We wordt zelfs gekookt en we eten gezellig met z’n allen aan een tafel in het kleine winkeltje naast de hostal.
Km 295. Na nog 70 km hobbels en stuiterfietsen bereiken weer asfalt in Susques. We verlaten de Ruta 40 voorgoed en slaan af richting Jama aan de grens.
Km 315. Na een pittige klim in de ochtend kijken we opeens uit over een enorme zoutvlakte. Daar zijn er veel van op de hoogvlakte, maar het blijft een bijzonder gezicht. We rijden bijna 40 km langs de rand, soms wat omhoog of omlaag, maar overwegend vlak. Ook wel weer eens lekker. Wel nog altijd rond de 4000 meter hoogte.
Km 373. We zijn weer uit de zoutvallei geklommen en het is tijd een slaapplaats te zoeken. Op advies van iOverlander vinden we een prachtige kampeerplek onder een kleine vulkaan en boven een droge lagune. Wel een koude nacht op 4200 meter hoogte. Zelfs in de binnentent bevriest het water.
Km 411. Jama! Na precies een maand en 1950 km fietsen in Argentinië zijn we aan de grens met Chili aangekomen. We nemen een hotel op 100 meter van de grenspost. We boeken vast een hostel in San Pedro de Atacama voor over twee dagen. Meestal doen we datniet, want je weet maar nooit wat je onderweg tegenkomt en of je het haalt. Maar dit is 160 km, met 2000 meter afdalen, dus dat moet zeker lukken.
We eten in het restaurant tegenover het hotel en we bedenken dat de sandwiches en kaasempanadas die ze verkopen wel een goede mondvoorraad zijn voor de komende dagen. Hrt is koud genoeg, dus die blijven zeker goed. Als we de bestelling hebben gedaan realiseren we ons dat de douane best strikt is met voedsel dat wel of niet de grens over mag. Drie Chileense douanebeambten zitten ook in het restaurant, dus we checken het even. Het mag. Phew.
De grens overkomen blijkt nog best ingewikkeld. We hadden goed naar alle coronapapieren gekeken en die zo goed mogelijk ingevuld. Toch ontbrak er nog iets van een contactformulier. De arts deed niet moeilijk en voerde het ter plekke voor ons in. We moesten ook nog een sneltest doen. Onze hardnekkige verkoudheid bleek gelukkig geen corona; waarschijnlijk de koude lucht op de longen. Nog vijf loketten en stempels verder staan we als eersten van de dag in Chili!
Km 425. Dat we wat moesten klimmen wisten we, maar de harde westenwind komt als een verrassing. Tot nu toe was het weer erg rustig, maar deze tegenwind zorgt ervoor dat we niet harder dan 6-8 km per uur vooruit kruipen. Wel volop de tijd om te genieten van de mooie lagunes waar we langs fietsen. Er staat nog water in en er zijn flamingo’s! We halen maar een kleine 50 kilometer voor we een slaapplaats moeten zoeken. Opnieuw op zo’n 4200 hoogte, dus weer een frisse nacht.
Km 473. Nieuw hoogterecord! 4833 meter, zo hoog waren we nog nooit. Maar poeh, wat was dat pittig. Het was 15 km klimmen, meest met de wind tegen en het laatste stuk ook nog erg steil. Op sommige stuuken fietsen of lopen we 100 meter en moeten dan weer op adem komen. Die hoogte merk je echt. We doen er uren over tot we boven zijn.
Km 490. Weer die wind! De korte afdaling ging vlot, maar nu is het weer meest vals plat of echt klimmen op 4500-4700 meter. De wind is pal tegen en lijkt per kwartier toe te nemen. We komen amper vooruit. Onze hostelreservering hebben we al opgegeven en we zijn het flink zat. Ingrid bedenkt dat een lift geen gek idee is en steekt haar duim omhoog naar de passerende auto’s. Zonder succes. Dan zien we een groepje landmeters. Ze hebben een redelijk grote auto en het lijkt logisch dat ze aan het eind van hun dag teruggaan naar de bewoonde wereld. Ze willen ons wel een lift geven, maar ze moeten nog een paar uur werken. Hmmm, dan rijden we nog maar even door.
Km 515. Traag, traag, traag kruipen we voort. De afdaling naar San Pedro begint pas over 30 km, dus dat halen we nooit vandaag. We beginnen wat rond te kijken naar slaapplekken, maar we zien nog niets beschuts. Bovendien zitten en blijven we voorlopig op 4700 meter hoogte, ook niet erg aantrekkelijk. We worden er aardig moedeloos van.
Opeens komt een auto voorbij. Hij stopt vlak voor ons. Vier mannen stappen uit en gooien hun achterklep open. Hierheen, gebaren ze. Het zijn de landmeters en voor we het weten liggen onze fietsen op het dak, onze bagage en wijzelf in de overdekte laadbak en zijn we onderweg naar San Pedro! Het kost ons een mooie afdaling, maar dat nemen we graag voor lief.
Km 570. San Pedro de Atacama. In een andere wereld stappen we uit. Het is 20 graden warmer, het ruikt wat mediterraan, we kijken vanuit de diepte naar de bergen waar we zonet nog ploeterden. In plaats van koud in de tent eten we in een heerlijk restaurantje in de stad en slapen in de gezellige hostel.
De volgende dag lummelen we de dag door. San Pedro de Atacama is een ware backpackers bubble. Er zijn enorm veel overnachtingsplekken en nog meer bureautjes die allemaal dezelfde excursies aanbieden. Er is ëén lange straat die wel wat op Stratumseind lijkt,maar dan met souvenirwinkels, regelaars, restaurants en een enkele kroeg. Het lijkt flink druk na de lange coronabeperkingen.
’s Avonds zien we dus de sterren en de verduisterde maan en vandaag lijkt het of we zelf op de maan zijn als we een toer fietsen langs een paar van de bijzondere plekken hier in de buurt. Werkelijk onwerkelijke landschappen trekken aan onze ogen voorbij. Zo bizar hadden we het in onze fantasieën niet bedacht.
5 Comments
Mij zou de moed gelijk in de schoenen zinken als ik zo’n lange rechte weg voor me zag :o)
Schitterend verhaal weer, bedankt.
Wauwwww Ingrid en Koen wat een belevenis en zo levend geschreven. Echt fantastisch en wat een immense hoogte!! Ik geniet van jullie verhalen en foto’s.
Onwaarschijnlijk wat jullie presteren! Goede reis verder, ik kijk uit naar een volgend verslag, hartelijke groet,
oom Cees
Ha fietsers, prachtig zo’n tocht, ik ga het op de kaart opzoeken😀 die kan ik ook wel toevoegen aan mijn fiets- bucketlijst. Is de Pamir te vrgel8jken met waar jullie nu fietsen? Groetjes, Paul
Dag Paul, het roept absoluut herinneringen op aan de Pamir zo nu en dan. Landschap zowel als hoe dorpjes eruit zien. Erdoorheen fietsen heeft ook veel overeenkomsten: kou, hoogte, lange beklimmingen, weinig voorzieningen maken het zwaar, maar het is ook onwaarschijnlijk mooi.