“No hay luz”, verklaart één van de passagiers van de bus die in Ollagüe staat te wachten voor de grensovergang naar Bolivia. Geen licht; grappig dat ze in het Spaans dezelfde uitdrukking gebruiken als wij wanneer de elektriciteit is uitgevallen. Minder grappig dat het betekent dat de grens daardoor tot nader order gesloten is. Hadden we vannacht nog oordoppen nodig om de slaap te vatten in het grensplaatsje dat eigenlijk meer een groot treinrangeerterrein is met twee straten eromheen, deze ochtend overheerst een oorverdovende stilte.
Na 10 dagen staan we op het punt om Chili te verlaten en het knullige oponthoud is wel een beetje karakteristiek voor hoe we het land in die korte tijd hebben ervaren. Soms kwam het een stuk moderner over dan we Argentinië hadden ervaren. In San Pedro de Atacama was een goed geoliede toeristenindustrie, een keur aan leuke restaurants met veel meer variatie dan de standaardkaart die we de afgelopen maand gewend waren, en we vonden zelfs een tankstation dat Snickers verkocht. We reden vaak over recent geasfalteerde wegen (weliswaar loeisteil zo nu en dan), we zagen windmolens draaien en nog meer in aanbouw en de overheid leek wat meer sturend aanwezig via allerlei regeltjes, een tamelijk streng en lang volgehouden coronabeleid, maar ook een actief ontwikkel- en behoudprogramma gericht op de inheemse bevolking zoals we zagen in het oasedorp Caspana. Maar op andere momenten, en dan vaak in hoog- of afgelegen plaatsen zoals onze winderige grensplaats, lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Zijn de kleine betonnen huizen onverwarmd, voorzieningen schaars en zie je mensen bezig met werk dat nooit veel inkomen kan opleveren. En is de grens dus zomaar een paar uur dicht als er een stop doorslaat.
Nu waren we ook wel in een behoorlijke uithoek van het land. Van San Pedro de Atacama klommen we weer bijna 100 km aan een stuk over een onverharde weg naar El Tatio, een groot geiserveld op 4300 meter hoogte. ’s Morgens vroeg is het op z’n mooist als het opspuitende hete water hoge damppluimen produceert wanneer het in contact komt met de ijskoude lucht. Busjes met toeristen vertrekken midden in de nacht uit San Pedro om er op tijd te zijn. Voor ons op de fiets was dat geen optie, dus we zorgden dat we er tegen het einde van de dag waren zodat we de volgende ochtend vroeg de geisers konden bezoeken. Van andere fietsers hadden we gehoord dat ze op het terrein konden slapen, maar toen we daarom vroegen zei de parkwachter die we troffen dat dat niet meer mocht vanwege corona. We keken blijkbaar sip genoeg, want hij vroeg ons om even te wachten en even later kwam de vriendelijke hoofdopzichtster naar buiten en van haar mochten we ons matje en slaapzak wel neerleggen in een huisje waar het stookhout werd opgeslagen. Altijd prettig als regeltjes een beetje kunnen worden bijgebogen als de omstandigheden ernaar zijn.
Vervolgens weer 100 km en 2000 meter naar beneden in een gortdroge woestijn waar niets groeit, behalve in een paar canyons met riviertjes die erdoorheen klieven en zorgen voor oases die al eeuwenlang bewoning aantrekken, zoals dus het plaatsje Caspane waar we een nacht sliepen in een nieuw hostal. En vervolgens weer 160 km gestaag terug omhoog naar de grens met Bolivia, langs vulkanen en mijnen. We kampeerden pal achter het dijkje van wat we dachten dat een niet meer gebruikte spoorlijn was, maar net stond de tent of een enorme trein met drie locs en een rij wagons met enorme vaten kwam traag en zwaar voorbij gezwoegd. De volgende dag troffen we een paar Duitse treinfanaten die hun vakantie besteedden aan het volgen en fotograferen van het gevaarte en zij vertelden dat de trein kopererts vanuit Bolivia vervoerde naar een verwerkingsfabriek in Chili.
Toen het licht het weer deed mochten we Chili uit en Bolivia in. Onze eerste zorg was om Boliviaans geld te bemachtigen, want de meeste betalingen gaan contant. Voor de woekerwisselkoersen in Chili hadden we bedankt en daardoor zitten we nu een beetje in de rats. Volgens onze navigatie app is de dichtstbijzijnde pinautomaat in Uyuni, 200 km verderop. Dat is een beetje te ver, dus we mikken op San Juan, op 70 km van de grens, en hopen dat iemand daar wat dollars wil wisselen. In een winkeltje lukt het en nemen we afscheid van een briefje van 100 dollar dat we 6 jaar geleden pinden in Georgië als deel van het stapeltje dat we toen meenamen om Iran door te komen en om in te wisselen op de grijze markt in Oezbekistan waar de officiële koers van de lokale kunstmatig veel te hoog gehouden werd. We kregen de dollars toen niet op, dus het restant lag al die tijd in onze la te wachten tot het van pas zou komen. Zo’n briefje komt nog eens ergens.
Dé landschappelijke attractie van Bolivia zijn de enorme zoutvlaktes die verspreid over de Altiplano (hoogvlakte) liggen die een groot deel van het land bestrijkt. De Salar de Uyuni is zelfs de grootste in de wereld en je kunt er in verschillende richtingen dwars over rijden. Dat gaan we de komende dagen doen, dus later meer daarover.
1 Comment
Wauwwww die geisers zijn gaaf!!! Machtig mooi