Beulakkerwijde! Na een half uur fietsen op de eerste zoutvlakte in Bolivia valt het kwartje en realiseer ik me waar het me aan doet denken. Associaties met eerdere bestemmingen hebben we best vaak als we op nieuwe plekken fietsen. We noemden al eerder dat het landschap, sommige plaatsen en zelfs de manier van leven op de hoogvlaktes van de Andes ons soms aan Tadzjikistan herinnerden. Bij de lange rechte wegen in Argentinië waanden ons terug in de steppe van Oezbekistan, terwijl de stenige woestijnen en verre rotsmassieven ons in gedachten weer naar Marokko of Spanje brachten.
Soms zijn geografische omstandigheden, klimaat of cultuur vergelijkbaar en is het niet gek dat streken op elkaar lijken. Soms is het vast ook gewoon hoe een herinnering in je hoofd zit en dus meer subjectief. Maar om nu fietsen op 4000 meter hoogte te linken aan schaatsen in Giethoorn, dat lijkt wel erg vergezocht. Al was het maar omdat zout en ijs elkaar verdragen als water en vuur.
En toch… de witte, wijdse, stillle vlakte om ons heen, de verre contouren van het omliggende land, het kilometerslange monotone malen om vooruit te komen, het krakende zout onder onze banden, het perspectief en het gevoel komen voor ons erg overeen met het schaatsen op een groot meer. En daarmee houdt de gelijkenis niet op. Net zomin als ijs gewoon ijs is zijn alle zoutoppervlakken gelijk. Je hebt heerlijk vlak en glad zout dat rijdt als asfalt; het equivalent van zwart glij-ijs. Maar vaker hebben we te maken met een soort tegels van een meter groot die als schotsen tegen elkaar liggen en onze fietsen doen stuiteren als Hamilton’s racewagen. Dan weer is het zout drassig als fondantijs en is het meer ploegen om vooruit te komen. En net zoals op een drukke schaatsplas zijn de randen van de meren vaak ondergelopen met water en lukt het niet altijd om met droge voeten aan land te komen. Verder zijn er zoutwakken, worden er sporen geveegd en zijn er eilanden waar koek en zopie wordt verkocht.
De hooggelegen zoutmeren zijn de bijzonderste attractie van Bolivia. De Salar de Uyuni is met 150 bij 75 km zelfs de grootste in de wereld. We doen er twee dagen over om de oversteek te maken en slaan halverwege, willekeurig op de vlakte, onze tent op voor een koude overnachting (min 15, maar in tent, slaapzak, binnendeken, donsjas en bivakmuts redelijk te doen). Navigeren, zelfs als de sporen van voorgangers ontbreken, is makkelijk: je kunt de bergtoppen aan de andere kant van het meer gewoon zien – en ze lijken bedrieglijk dichtbij – dus als je eenmaal de juiste in het vizier hebt kun je daar gewoon op af blijven koersen. Aan de randen van de meren staan grappige zouthotels, waar alles, van muren tot tafels, stoelen, bedden en vloerbedekking, uit zout is opgetrokken.
Na de meren en het dunbevolkte gebied eromheen komen we in bewoonder gebied en leren we ook de Bolivianen wat beter kennen. We houden er een beetje een gemengd gevoel aan over. De mensen zijn absoluut vriendelijk en behulpzaam. Als we na een lange dag fietsen tevergeefs een kamer zoeken in het enige dorp in de kale vlakte waar kamperen niet zo aantrekkelijk oogt, biedt een jongen ons spontaan zijn drinkkeet met communieposters aan de muren aan om onze slaapzak in uit te rollen. We weten, en zien, dat Bolivia een arm land is en dat het voor veel mensen moeilijk is om een karig bestaan te realiseren. Maar aan de andere kant zien we ook best veel vermijdbaar gebrek aan comfort en weinig intentie om daar iets aan te doen. De meeste huizen en ook hostals waar we overnachten hebben geen verwarming. Snappen we en hebben we ook wel in andere koude landen gezien. Maar dat ze vuistdikke kieren in muren en kozijnen niet verhelpen of opvullen waardoor echt iedere isolatie ontbreekt en het nauwelijks warmer wordt dan in onze tent, daar begrijpen we dan weer minder van. En waarom bijna elke ruimte die we zien uitpuilt van de neergekwakte en nooit opgeruimde troep, etensresten van dagen en stof uit de vorige eeuw is ons ook na weken een raadsel. Nou ja, zelfs de Zwitserse fietser waar we een tijdje mee optrokken vond Nederlanders “ordentliche Leute”, dus waarschijnlijk ligt het aan ons.
Dezelfde mix zie je terug op grote schaal. Als we door het platteland rijden zien we best veel bewijzen van initiatieven door de overheid of hulporganisaties om leefbare gemeenschappen te creëren, met stenen huizen in standaardformaat, dorpspleintjes met een muziekkapel, voetbal courts of basketbalvelden. Maar vervolgens wordt er klaarblijkelijk niet naar omgekeken, want bijna alles is in verval waardoor het er een beetje troosteloos uitziet en we bijna nooit zien dar de voorzieningen worden gebruikt.
Inmiddels hebben we de meren en de Altiplano achter ons gelaten en zijn doorgestoken naar het noordelijk gelegen La Paz. Het is niet de hoofdstad, dat is Sucre, maar wel Bolivia’s bekendste stad met de meeste swung en leven. En een heel bijzondere ligging: Komend vanaf de hoogvlakte eromheen sta je opeens aan de rand van een enorme kom waarin het centrum van de stad 500 tot 800 meter lager ligt en van daaruit tegen de wanden omhoog kruipt. Een briljant netwerk van gondelbanen overbrugt het hoogteverschil moeiteloos met prachtige panorama’s op de koop toe. Ze zijn zelfs toegankelijk met de fiets, dus nadat we op eigen (rem)kracht de put in zijn geduikeld weten we wel hoe we daar weer uit komen.
Een leuk fietsdingetje is dat je vanuit La Paz en omgeving geweldige afdalingen kunt maken. We fietsen wat ooit het officiële predicaat kreeg van ’s wereld meest gevaarlijke weg (en ook figureert in het gelijknamige TV programma): een afdaling van 65 km en 3600 hoogtemeters van een ijskoude Andespas waar niets groeit of leeft naar een subtropische uitloper van een Amazonevallei waar mandarijnen groeien en parkieten kwetteren. Vroeger, tot de komst van een moderne weg was het de enige en dus drukke verbinding tussen La Paz en het hele noorden van Bolivia. Het gevaarlijke zit ‘m erin dat de weg anderhalve auto breed is en langs steile, diepe kliffen loopt, dus vooral bij tegemoetkomend verkeer was dat een gewring dat vaak misging. Voor de fiets is er manoeuvreerruimte zat en is er weinig gevaarlijks aan. Op de chaotische uitvalswegen en tussen de ontelbare kamikazebusjes waarover we vandaag de stad uitreden stonden we grotere angsten uit. Maar ook die Ruta de la Muerte hebben we overleefd dus we zijn weer onderweg voor nog een paar dagen Bolivia en dan naar het laatste land op deze reis, Peru.
1 Comment
Wat een contrasten komen jullie tegen op vele gebieden maar genieten is het sowieso!! Op naar Peru