“Het is maar een uurtje.” “Het gaat wel omhoog, maar net zoveel omlaag.” “Als je toch die kant op gaat kun je ook wel even langs …” We kennen de logica van degenen die zich vooral per auto verplaatsen onderhand wel. Geduldig leggen we uit dat een uur met de auto neerkomt op een dag fietsen. Dat 1000 meter omhoog en 1000 meter omlaag betekent dat je een werkdag aan het klimmen bent en dan in een klein uurtje al die hoogtemeters weer inlevert. Dat een leuke omweg (in het Duits om onbegrijpelijke reden steevast “Abstecher” genoemd) helaas vaak niet in de dag past. Ieder beetje begrip dat we weten te bereiken en dat zich vertaalt in wat beschaafder verkeersgedrag jegens de fietsende medeweggebruiker is mooi meegenomen.
Hoewel we bij het plannen van onze etappes dus vooral kijken naar welke hindernissen er te overbruggen zijn hebben we ons de afgelopen weken stiekem toch ook wel verheugd op de bonus die nog in het verschiet lag: de afdaling vanuit de bergen naar de kust. Vanuit Huambo zouden we nog één keer klimmen naar ruim 4000 meter en van daar in één lange ruk van 150 km naar beneden vallen tot aan het strand van Camana.
Voor het zo ver was moesten we nog wel de nodige hoogtemeters overwinnen. In de laatste 700 km vanuit Cusco zaten er ruim 15000. Ons hoogterecord uit China ging eraan en staat nu op 5000 meter (daarvoor reden we wel graag een kilometer een zijweggetje in). We reden langs de 2000 meter diepe Colca canyon en daar sneuvelde ook het argument “het gaat langs de rivier, dus het kan nooit veel omhoog zijn” dat ik soms gebruik om Ingrid te verleiden tot een route waarvan ik verwacht dat die mooier is dan meer rechtstreekse alternatieven. Die kan bij onze gezellige privécollectie van sarcastische opmerkingen die we gaandeweg onze fietsreizen bij elkaar hebben verzameld.
Ondanks en vooral toch ook dankzij het vele hoogteverschil was het wel een prachtige route en we hadden genoeg dagen over om er goed de tijd voor te nemen. Het voelde dus best als een mijlpaal toen we eindelijk het beloofde gehucht Huambo aan de voet van de laatste col bereikten. De afdaling lonkte. Terwijl ik naar ons hostal reed bleef Ingrid opeens achter. Lopend naast de fiets legde ze de laatste meters af. Vanuit het niets, behoudens misschien een licht tikje de laatste dagen, zat opeens de trapas helemaal los in het lager. Daar viel niet meer mee te fietsen en geen schijn van kans dat we hier gereedschap, onderdelen of een fietsenmaker zouden kunnen vinden om er eventueel iets aan te doen. De enige hoop was een busrit naar de dichtstbijzijnde grote stad. Dat was Arequipa, Peru’s tweede stad, 200 km verderop. Helaas ook 2000 meter lager, dus daar ging de helft van onze downhill…
De busreis was een avontuur op zich. Via een gammel laddertje werden onze fietsen op het dak gehesen, samen met zakken aardappels, uien en maïs. Daarna gebeurde er drie uur niets omdat we even moesten wachten op een andere bus die wat vertraging had. Toen we vertrokken vond een medepassagier het wel leuk om een stukje te rijden en de officiële chauffeur vond dat natuurlijk geen enkel probleem. Iedereen kan tenslotte een volle bus over slingerende onverharde bergweggetjes manoeuvreren. Gelukkig nam hij het stuur weer over toen het echt steil werd. De weg bleek 100 km trilbord te zijn en stuiterend in onze stoel en hopend dat de fietsen goed waren vastgebonden realiseerden we ons dat de afdaling meer remmen en slalommen zou zijn geweest dan ontspannen naar beneden suizen. Een beetje troost.
Arequipa lag aanvankelijk niet op onze route, maar bleek een prettige verrassing. In de eerste plaats omdat we bij de eerste fietsenmaker geluk hadden een goede vakman én een passende vervangende trapas te vinden. Van de oude was het lager inderdaad kapot, en dat al na 5000 km. We hadden nog even contact met onze fietsenmaker in Meijel en hij vertelde dat Shimano blijkbaar een serie had geleverd die ze waren vergeten in te vetten. Dat is natuurlijk vragen om problemen bij een tocht over zanderige wegen. Nou ja, het euvel was in elk geval verholpen. Verder bleek Arequipa een leuke, gezellige stad, een beetje Mediterraan, inclusief het weer. Mooi gelegen ook, met de perfecte piramide van vulkaan Misti dominant als decor op de achtergrond. Diens aanwezigheid leidt wel tot een onrustige bodem en we beleven een aardbeving van kracht 5.7, die ook het landelijke nieuws haalt, en nog een stuk of wat lichtere naschokjes.
Terug op de fiets zitten we in een compleet ander landschap. De bergen hebben plaatsgemaakt voor een stenige woestijn waar niets groeit, behalve in een paar diepe, vruchtbare rivierkloven die er als een groene slang doorheen snijden. De weg is de Panamericana, een min of meer doorlopende verbinding tussen Alaska en Vuurland, waarop we de resterende bijna 1000 km naar Lima zullen rijden. Hij loopt geleidelijk af richting de kust, maar zo langzaam dat de straffe tegenwind eigenlijk meer het fietsen bepaalt. Zo raken we de volgende 1000 meter van onze gedroomde afdaling kwijt. We houden alleen de laatste 800 meter over als de weg zich door de laatste bergrug naar de Grote Oceaan stort.
Een beetje beduusd staan we dan opeens aan de rand van het strand. We wisten niet precies wat we ervan moesten verwachten, maar we hadden wel op iets van een badambiance gerekend. Maar niets daarvan. Eigenlijk is de bebouwing tussen de weg en de zee gewoon een voortzetting van de rommelige, functionele, om niet te zeggen foeilelijke betonskeletten die we overal zien. Naar onze smaak niet echt uitnodigend als sfeervolle strandbestemming maar toch zitten er zo te zien veel seizoensonderkomens, eettentjes en hotels tussen, dus blijkbaar heeft het die functie toch wel.
Tussen de spaarzame plaatsjes is de kust soms ruig met kliffen en rotsen die uit zee oprijzen. Dan weer rijden we lange stukken langs stroken strand. Tussen Nasca en Pisco loopt de weg weer een heel stuk landinwaarts door de woestijn waar oude volken honderden meters grote mysterieuze figuren hebben gevormd door lijnen van de bovenste laag zand uit te graven.
Alles bij elkaar is de kust best leuk gevarieerd en een mooie afwisseling na de maanden die we in de bergen hebben gefietst. En het mooiste: we hebben bijna constant de wind in de rug. Zo trappen we haast zonder moeite onze dagafstanden bij elkaar. Het lijkt wel een continue afdaling. Toch nog!
1 Comment
“Vanuit Huambo zouden we nog één keer klimmen naar ruim 4000 meter en van daar in één lange ruk van 150 km naar beneden vallen tot aan het strand van Camana.”, zo jammer dat dit uiteindelijk niet kon!
Lees de verhalen met plezier. Heel veel respect voor jullie endeavours! Hopelijk zijn de komende ritten met wat meer vegetatie, en minder hoogte meters!
Gr. Yannick