“Randdebiel!“ Ingrid’s favoriete scheldwoord schalt als een jodelkreet tussen de vers besneeuwde toppen rond Shangri-la. De enige die het verstaat ben ik, maar voor mij is de verwensing niet bedoeld. We rijden op een steile, onverharde en onoverzichtelijke bergweg. Rechts van ons een ravijn, links een smal spoor en een prachtig uitzicht op de 5000-ers waartussen ergens de pas moet liggen waar we naar op weg zijn. Voor ons kan elk moment weer één van de vele zandwagens of shovels de hoek om komen, want er wordt hard gewerkt aan een nieuwe weg. Geen omgeving om als een dwaze doorheen te scheuren en toch is dat precies wat de bestuurder van de glimmend nieuwe 4×4 achter ons blijkbaar wil met zijn agressieve getoeter. “Ja, nu weten we het wel”, gebaart Ingrid, “en bovendien kunnen wij nergens heen dus wacht maar even tot na de bocht.” Zoals zo vaak verzandt ook deze gebarenconversatie in wederzijds onbegrip, of onze vriend trekt zich er niets van aan, en met nog een paar claxonstoten scheurt hij rakelings langs, ons achterlatend in een wolk van stof. De hemel op aarde verandert weer even in een kleine fietsershel en de duivel in kwestie krijgt de volle laag van Ingrid’s frustratie.
We zijn nu bijna twee maanden in China. De weken waarin alles wat anders is alleen maar nieuw, interessant of grappig is zijn voorbij en langzamerhand komen daar soms ook een beetje ergernis bij over kleine ongemakken of onbegrepen gedrag. Hoog op de lijst: het onophoudelijke getoeter waarmee we de hele dag worden omgeven. Nu zijn we dat op zich wel gewend; in veel landen waar buitenlandse fietsers geen alledaagse verschijning zijn worden we op die manier vaak begroet of aangemoedigd, maar de Chinese variant kunnen met de beste wil toch niet anders interpreteren dan een continue dwingende aansporing om de weg vrij te maken voor een vervoermiddel dat hoger in de pikorde staat dan een armoedige fiets.
Ingrid’s internationaal erkende gebaar van ongenoegen dat haar verbale uithaal na de inhaalmanoeuvre op de pas completeerde liet weinig ruimte voor misverstanden. Des te verbaasder zijn we als een kilometer later de SUV langs de kant staat en de drie inzittende stellen geduldig staan op te wachten om gezellig met ons op de foto te gaan. Ze zijn zich blijkbaar totaal niet bewust van hun lompe gedrag van zoëven en hebben het waarschijnlijk al helemaal niet zo bedoeld.
Het is een ervaring die we vaker hebben: terwijl ze met z’n miljarden op een kluitje leven gedraagt de gemiddelde Chinees zich naar onze normen alsof hij alleen op de wereld is. Hij dringt voor, spuugt je voor de voeten, rookt en gooit overal afval neer en smijt midden in de nacht met deuren in gehorige hotels. Hij groet zelden, maar staart je zwijgend aan en praat met anderen over jou en niet met jou, ook al sta je ernaast, en als-ie je al te woord staat is het op de toon van een voetbalcoach die een onwillig elftal toeblaft.
De clichés van de slechtgemanierde Chinees kloppen zo op het eerste gezicht aardig, maar naarmate we ze langer meemaken merken we dat dat meer met andere gewoonten te maken heeft dan met egoïsme of een onvriendelijk karakter. Als we onderweg iets vragen – de weg, een snelle lasreparatie, een korte lift door en onverlichte tunnel – dan hebben we het binnen de kortste keren voorelkaar en doen ze hun uiterste best voor je. Een oud baasje in een lunchlokaal langs de weg deelt zijn morsige maispapje met ons. Als je contact maakt vinden ze dat leuk en bijzonder en kun je best goed met ze lachen over onze wederzijdse verschillen. Een gezonde dosis zelfspot is ze daarbij niet vreemd – geen spoor dan van de take it or leave it benadering die de Chinezen op collectief niveau nogal eens hanteren bij verschillen van opvatting (en wat ze waarschijnlijk ook van ons vinden).
Dat iemand geen Chinees verstaat lijkt in hun belevingswereld niet voor te komen. Toch blijven ze geduldig proberen om je duidelijk te maken wat ze bedoelen. Eerst door harder te praten, dan door het in Chinese tekens op te schrijven. Beide bij ons natuurlijk zonder resultaat, maar ze blijven stug doorpraten in de hoop dat je het uiteindelijk toch begrijpt. Een uitkomst zijn de vertaal-apps voor smart phones die je kunt inspreken. Veel jongeren zijn daar aardig bedreven in en ze werken vaak best goed. Langs de weg zijn veel borden drietalig: Chinees, de taal van de plaatselijke dominante minderheid, en Engels. Zo’n geste aan buitenlandse gasten zien we in Europa toch maar weinig, terwijl het daar toch meer voor de hand zou liggen. Het “Chenglish” levert vaak wel vermakelijke verbasteringen op. Aan de kleine compilatie hieronder voegen wij graag de titel van dit verhaal toe als waarschuwing tegen al onze toetergrage medeweggebruikers.
Van verschillen kun je leren en deze week waren we onderwerp van een interessante business case. We reden een paar dagen samen met een Chinese fietsster, een jonge alleenstaande moeder van een dochter van zeven. Die heeft ze bij oma gestald en zij fietst China rond. ’s Avonds opent ze een soort live chatbox waarin ze de dag bespreekt en foto’s en video’s deelt. Haar 60.000 fans kunnen die dan tegen betaling liken en doen dat blijkbaar massaal. Het levert meer op dan de winkel die ze eerder runde en het bevalt beter. Een paar buitenlandse exoten op sleeptouw is goed voor de variatie en de omzet.
Dat China het land is van de grote getallen merken we ook bij de toeristische attracties. Als we langs de afslag fietsen van een nationaal park rond een paar sneeuwtoppen of een bergmeer dan is daar een compleet busstation gebouwd om de drommen (Chinese) toeristen te kunnen verstouwen. De oude stadjes Lijiang en Dali krijgen miljoenen bezoekers per jaar te verwerken, de Tijgersprongkloof, waar de Yangtze zich smal en diep doorheen wurmt, eveneens. Als het geen officiële AAAA of AAAAA attractie is lijkt het ze weinig te interesseren en als we twee dalen verder de rivier een eind stroomafwaarts weer oppikken zijn we zowat de enigen die langs de fraaie rijstterrassen, en bananenplantages en door de landelijke dorpjes rijden. Het is leuk om zelf een stuk langs de oevers van de Yangtze te fietsen nadat we vorig jaar met veel plezier de gelijknamige docuserie van Ruben Terlou hadden gevolgd.
Ze houden van idyllische minilandschapjes met rotsen, waterloopjes en boogbruggetjes en deinzen er niet voor terug die aan de oever van een meer te creëren als ze er niet van nature zijn. Veruit favoriet zijn de kegelvormige karstbergen die je vaak op de kalenders van de afhaalchinees ziet. Vergelijkbare afbeeldingen, compleet met lotustak en nachtegaal, zien we hier honderden keren terug als tegelmozaïek op de gevels van huizen.
We hebben de Tibetaanse hoogvlakte inmiddels al een tijdje achter ons gelaten en zijn vanaf de laatste pas 3000 meter afgedaald naar het tropische zuiden van China, rond de grens met Myanmar, Laos en Vietnam. De winterkleren zitten weer in de tas, de kampeerspullen hebben we zelfs naar huis teruggestuurd, dat scheelt een hoop gewicht. De grasvlaktes met grazende kuddes yaks zijn vervangen door een dichte jungle waar olifanten, tijgers en vuistdikke slangen zich schuilhouden. We zien vooralsnog alleen dikke spinnen en wat verdwaalde kakkerlakken als we ’s nachts het licht aan doen.
Langs de weg zien we zelfgebouwde hutjes van resthout en golfplaat en dorpjes lijken grotendeels zelfvoorzienend met kleine akkertjes, visvijvertjes en rondscharrelende kippen, varkens, koeien en eenden. Deze uithoek van Yunnan is verrassend armoediger wat we in de rest van China gezien hebben. We hebben ruim 3000 km gefietst door China, meer dan in Europa, en de variatie in landschappen, volkeren en culturen was zeker zo groot. Er twee maanden rondreizen is ons goed bevallen. Het getoeter en de stof van de vele bouwputten zullen we niet missen als we met het verstrijken van ons visum de grens met Laos oversteken, maar China en zijn inwoners hebben zich een dierbaarder plekje in ons hart veroverd dan we van tevoren hadden gedacht.
*) Klaxongeil kann man auch sagen.
1 Comment
Ni hao! Leuke blog en heb gelachen om de Chinees Engelse teksten! Groeten van Nisha