Centraal AziëZijderoute 2016-2017

Tadzjikistan: Ploeteren in de Pamir

posted by Vandeketting 6 oktober 2016 0 comments
Tadzjikistan

“Great, I feel great. I’ve had three more drips and I feel full of energy again!”. Stralend en als herboren staat onze vriend Jon uit Manchester ons bovenaan de heuvel naar ons nieuwe guesthouse in Murghab op te wachten. We wisten niet dat hij hier was en door het toeval dat onze homestay van gisteren vandaag geen plek had en we moeten verhuizen treffen we hem weer. Het is ruim een week geleden dat we hem als een uitgewrongen spons achterlieten in Khorog nadat we een fietsdag en een rustdag samen doorbrachten. Hij was zwak en uitgeteerd door een zich heftig uitende infectie met Giardia, een veel voorkomende parasiet die je gemakkelijk oploopt via vervuild water of eten, onhygiënische WCs of contact met andere dragers, allemaal zaken die ruimschoots voorradig zijn in Tadzjikistan. Jon had toen al een keer acht en een keer zes opvolgende rustdagen gehad, twee antibiotica kuren en een infuus, maar het had niets geholpen. Nu, na nog vier rustdagen, drie infusen, twee doses Tinidazol (een paardenmiddel voor als gewone antibiotica niet werkt), tien flesjes nieuwe darmflora en niet te vergeten drie fatsoenlijke maaltijden per dag heeft hij goede hoop dat hij zijn belager eronder heeft en acht hij zich in staat aan de volgende etappe te beginnen: in twee etappes naar Karakul, 130 km met onderweg een pas van 4650 m en een flink stuk slechte weg.

We vragen hoe het met zijn maat Martin is. Ze reizen samen, maar soms fietsen ze apart of slapen in verschillende hotels. Martin was er vorige week nog slechter aan toe en had hele stukken met de taxi gedaan. “Oh, jullie hebben nog niet gehoord van Martin”, antwoordt Jon en beschrijft vervolgens hoe hij zich op weg naar Murghab steeds beroerder had gevoeld en uiteindelijk begeleid door een groepje Franse fietsers meer dood dan levend was aangekomen en na een snel consult meteen was opgenomen in het plaatselijke ziekenhuisje. Daar hadden ze liters opgehoopt vocht uit zijn longen en hersenen gehaald en hem verboden nog langer op grote hoogte door te fietsen. Hij had vanmorgen een taxi genomen naar Osh, 400 km verderop en 2000 meter lager.

Het is het verhaal van de Pamir Highway, de ruim 500 km lange, deels onverharde weg die zich op ruim 3500 m hoogte en via vijf passen van boven de 4000 m door de oostelijke helft van Tadzjikistan slingert, van Khorog aan de Afghaanse grens naar Sary Tash in Kirgizië. Populair onder fietsers vanwege de uitdagende statistieken en het prachtige landschap. De rauwe, zelfvoorzienende cultuur, de leegte, primitieve infrastructuur, het gebrek aan voorzieningen en inkoopmogelijkheden en het ruwe klimaat dragen verder bij aan zowel de heroïsche reputatie als aan de zwaarte van de route. Iedereen kent, of heeft tenminste gehoord van de fietsgroepjes die zich binnen een straal van een paar dagen bevinden. Engelsen en Schotten, Duitsers, Fransen, Zwitsers, Belgen, Spanjaarden, Amerikanen, Australiërs, Koreanen, Argentijnen, een Nieuw Zeelander, een Italiaanse en een Canadees turven we. En twee landgenoten, apart van elkaar, de één een IT-er die bij ook op de High Tech Campus voor Philips werkt, de ander de dochter van een goede voormalige collega bij Research. Steevast onderwerp van de uitwisselingen bij ontmoetingen onderweg is de gezondheidstoestand van elkaar en bekende fietsers in de buurt. En bijna altijd is er wel iets aan de hand. Diarree als uiting van vele kwalen gaat fier aan kop van de symptomenlijst waarop ook, al dan niet in combinatie, uitputting, koorts, overgeven, longproblemen, gewichts-, kracht- of energieverlies en verschijnselen van hoogteziekte hoge ogen gooien. Van de enkeling die meldt geen problemen te hebben horen we vaak een paar dagen later dat-ie alsnog is geveld.

Ook wij ontkomen er niet aan. Ingrid was eigenlijk al wat zwakjes tijdens de laatste dagen in Oezbekistan en gebruikte de rustdag en de nog goede voorzieningen in de hoofdstad Dushanbe voor een medische test. Ze bleek ook met Giardia besmet te zijn en terugkijkend naar de symptomen vermoeden we dat het een overblijfsel is van het slechte water dat we in Georgië dronken. Met antibiotica zou het snel over moeten zijn. Ik voelde me in Oezbekistan en Dushanbe goed en de test leek me overbodig, maar nog voor we aan het begin van de Pamir waren had ik toch ook weer een paar dagen last van dezelfde verschijnselen (o.a. dat het lichaam slecht vet eten verdraagt is een tamelijk specifieke indicatie) en het ernstige vermoeden dat ik toch ook de parasiet had. Ik nam me voor in Khorog alsnog de test te doen, maar daar aangekomen bleek dat het ziekenhuis niet de middelen had voor een ontlastingstest. Gracieus boden ze voor de volgende dag wel endoscooponderzoek aan, maar de onheilspellende afmetingen van het apparaat dat de dokter daarvoor gebaarde te willen gebruiken vond ik niet zo’n prettig vooruitzicht. “Kan ik niet gewoon hetzelfde recept krijgen als Ingrid?“, probeerde ik tegen beter weten in. “Recept?“, vroeg de arts verbaasd. “Als je denkt dat je antibiotica nodig hebt kun je dat gewoon bij de apotheek gaan kopen.” Ook Jon’s paardenmiddel bleek zonder doktersbriefje te verkrijgen. Blij verrast togen we in optocht naar de pillenwinkel en voor amper een Euro was ik korte tijd later eigenaar van mijn eerste antibioticakuur ooit. De keerzijde is natuurlijk veel zelfdiagnose en onterecht gebruik, zoals we zagen bij de gastvrouw van een homestay waar we overnachtten. Zij had haar nare hoestje als een longontsteking geïdentificeerd en ging die te lijf met een grote plastic zak vol injectiespuiten en vloeibaar medicijn. Veel resistentie van bacteriën schijnt uit deze regio te komen en met dit soort praktijken lijkt dat niet zo raar.

In Khorog moesten we ook beslissen welke variant van de Pamir we gingen fietsen. Rechtstreeks, of via de 350 km lange extra lus door de naar verluidt prachtige maar zware weg door de Wakhan vallei. Die laatste stond hoog op onze verlanglijst sinds we de mooie reportage van Floortje Dessing’s reis daardoorheen hadden gezien. Ingrid voelde zich na een weekje medicatie een stuk fitter en was de ook al pittige aanloop vanuit Dushanbe goed doorgekomen, dus we besloten het erop te wagen. Wat volgde waren misschien wel de allermooiste en zeker de allerzwaarste twee weken uit de dertig jaar die we al samen fietsen.

De eerste 100 km waren een voortzetting van de paar dagen die we al langs de Panj reden, de snelstromende rivier die de grens vormt met Afghanistan met hoog oprijzende bergen aan weerszijden van het smalle dal. Dorpjes met lemen huisjes aan de overkant bieden een glimp van het land waar het voor ons te gevaarlijk is om te zijn. Er worden tapijten gewassen, ezels en koeien gehoed, hooi en granaatappels geoogst. Mannen dorsen graan, vrouwen hangen de was op, jongens rijden op brommers, kinderen spelen op de oevers en roepen en zwaaien naar ons. Niet zo anders dan aan deze kant van de rivier.

Natuurlijk wordt de grens scherp in de gaten gehouden. Er zijn militaire bases en uitkijktorens in veel van de dorpen waar we door komen, we stuiten soms op een checkpoint en ontmoeten regelmatig patrouilles (ook een Afghaans konvooi met door de Amerikanen achtergelaten zwaar materieel dat ook van de weg aan deze kant gebruikmaakt). Er zijn een paar bruggen naar de overkant en die worden uiteraard zwaar bewaakt. Is de grens momenteel goed gesloten voor Talibanstrijders, voor opium- en heroïnehandelaars is hij dat allerminst. Als we in de tuin van een theehuis wat uitrusten strijkt op het tapijtplateau naast ons een groepje neer. En weegschaal wordt op het lage tafeltje gezet en zakjes poeder en valuta gaan openlijk over en weer. De andere gasten, het personeel en wij doen maar of we het niet in de gaten hebben. De geschatte omzet in verdovende middelen in deze grensstreek nadert de miljard dollar, ongeveer een derde van de officiële economie van Tadzjikistan en iedereen weet dat zo’n schaal nooit bereikt kan worden als de controlerende instanties niet een oogje dichtknijpen in ruil voor een belang in het geheel.

We ontmoeten ook wat respectabeler grensoverschrijders: medewerkers van het Rode Kruis en de Aga Khan Foundation die diep in Afghanistan projecten runnen om ziekenhuizen te verbeteren of veestapels beter te beheren en in te enten. Ze zijn nu even in Tadzjikistan om op adem te komen. De Taliban zijn tegen hun aanwezigheid, dus het is gevaarlijk werk en veel hulporganisaties hebben zich uit het gebied teruggetrokken.

Op het zuidelijkste punt, bij Iskhashim, splitst de rivier en rijden we langs de tak die Wakhan heet. Afghanistan is hier een smalle strook die aan het einde van The Great Game werd overeengekomen als bufferzone tussen de Engelse en Russische invloedssferen. Nog geen 20 km verderop ligt Pakistan. India en China zijn ook niet ver. Zuidelijk, parallel aan de weg ligt de machtige bergketen van de Hindu Kush en steeds doemen weer nieuwe vergezichten op de witte pieken en gletsjers op. De Wakhan vallei is veel breder, groener en lieflijker dan het smalle dal van de Panj. Kleine dorpjes zijn ware oases tussen de bomen met klaterende dwarsstroompjes, vrolijke schoolkinderen, bedrijvige akkertjes en spaarzame winkeltjes met schaarse keuze. Halverwege de 120 km naar Langar houdt ook het provisorische asfalt ermee op en moeten we de aandacht meer verdelen tussen de omgeving en de keien en kuilen van de weg.

Bij Langar verandert het landschap weer. De rivier splitst nogmaals en de weg stijgt snel en steil tot boven de boomgrens als we richting de Pamir hoogvlakte klimmen. Er zijn hier geen dorpen en voorzieningen meer voor de komende 150 km. Het wordt zwaarder en zwaarder en we hebben pas 30 km afgelegd als het begint te schemeren en het tijd wordt een plek voor de tent te zoeken. Ik kook onder een kraakheldere sterrenhemel en als even later de maan opkomt worden de sneeuwtoppen om ons heen prachtig uitgelicht.
De volgende dag lijkt op de kaart minder zwaar. We hebben de lange klim gehad en zouden langs de rivier geleidelijk verder moeten stijgen. De praktijk is anders. De weg weet steeds wel weer een rotspartij te vinden waar hij steil op en af kan stuiteren en de vlakke stukken ertussen zijn zo zanderig dat we hele stukken moeten duwen. Als we de banden wat zachter zetten gaat het iets beter, maar opnieuw wordt een hele dag ploeteren beloond met een voortgang van nog geen 40 km. Nog een dag later staat de eerste passage over 4000 m op het programma, al vallen de resterende 600 hoogtemeters naar de 4320 m hoge Khargus pas relatief mee. Van daar is het nog een halve dag naar het asfalt van de Pamir Highway.

We zijn nu op het hoge plateau en het is gevoelig kouder dan in de Wakhan. Het weer slaat ook wat om met een sterkere wind uit het noorden die vooral ’s middags aanwakkert en het fietsen nog wat zwaarder maakt. ’s Nachts vriest het tegen de 10 graden en weten we eindelijk waarvoor we al maanden onze winterspullen meeslepen. Verder geen klachten over het weer trouwens, want we hebben bijna elke dag een strakblauwe hemel en helder zicht – het voordeel van de droge septembermaand. Op de resterende 400 km zijn precies drie dorpen van elk twee stoffige straten waarvan de bebouwing bestaat uit bunkerachtige huizen en afgedankte Chinese containers. Naar winkels moet je vragen en als je ze vindt hebben ze meestal niet meer dan wat koekjes, pakken noedels, rijst en pasta. Fruit en verse groenten hebben we al tijden niet gezien, op een sporadische ui en aardappel na. In Alichur bemachtigen we een pak griesmeel en wat blikken geconcentreerde zoete melk, een welkome variant voor ontbijt of lunch.

Ook hier leggen we niet veel meer dan 50 km per dag af, opgehouden door de tegenwind, een pas, stukken slechte weg (veel wasbord hier) en doordat het continue geploeter, de hoogte, de naweeën van de antibioticakuur, het eenzijdige eten en gebrek aan calorieën zich opstapelen in een vermoeid lijf waar weinig meer aan in te teren valt. Het blijft prachtig en we hebben (soms achteraf) genoten van een unieke tocht, maar we zijn ook blij dat het eind in zicht is en als we fietsers tegenkomen die de andere kant op gaan benijden we ze niet. De kilometers naar Sary Tash in Kirgizië maken nieuwsgierig naar de rest van het land, maar na een maand in Tadzjikistan verlangen we naar een douche en vooral naar goed eten. China lonkt!

You may also like

Leave a Comment