Een meisje staat in haar eentje op een tennisbaan. Bij gebrek aan een medespeelster slaat ze maar wat ballen naar de lege overkant. Wij zijn op zoek naar een kop koffie, maar als we bij de vierde bar eindelijk iemand aantreffen worden we weggestuurd door de kastelein die met een hamer achter de toog staat. “Sorry, nog dicht.” Ook bij de bakker stuiten we op dichte rolluiken die klapperen in de vlagerige wind. We diepen maar een pak koekjes op uit de fietstas en houden een korte pauze langs de kant van de weg in deze spookstad. Tegenover ons bromt een betonmolen en af en toe klinkt vanuit de verte het gesnerp van een slijptol of een cirkelzaag.
We zijn in Starigrad, een dorpje zoals vele langs de kust van Kroatië. Al een kilometer rijden we erdoor en werkelijk ieder tweede huis is te huur als vakantiewoning. De andere panden zijn bar, grill restaurant, supermarkt, massagesalon of reisbureau. Maar nu niet. Alleen in het seizoen dat in juni langzaam op gang komt, explodeert in juli en augustus, en dan weer negen maanden uitdooft. Begin mei is er dus helemaal niets te doen, afgezien van de voorbereidingen op de komende invasie.
Al een kleine week is dit het decor waar we door rijden. Eerst langs de kust en door het binnenland van Istrië, dan via de eilanden Cres en Rab naar het vasteland en daar langs de kustweg met de vorstelijke naam Jadranska Magistrala zuidwaarts. Het landschap is prachtig met de ruige, half kale,grijze bergen landinwaarts, de eilandenarchipel en de strakblauwe zee aan de andere kant en daartussenin afwisselend oude vesting- en visserstadjes en idyllische baaitjes. Genoeg te zien dus en met de langzaam doorberekend lente en de rust van het laagseizoen is het lekker fietsen. Het is alsof de Efteling in de winter speciaal voor ons een dag is opengegaan.
Maar het is ook wel een monocultuur en -infrastructuur, totaal ingericht op het massatoerisme in die zomermaanden. In Istrië rijden we stukken over kolossale campings die zo groot zijn geworden dat ze een hele gebieden in beslag nemen en de openbare weg er gewoon doorheen loopt. We zien nummers voor kampeerperceeltjes die in de duizenden lopen, parkeerplaatsen waar honderden waterfietsen met opbouwglijbaantjes klaarstaan en aanlegsteigers waar de eerste Russische partyboot al is aangemeerd.
We hebben ook het idee dat we het terugzien in de houding van de mensen. We hebben al in veel landen gefietst en altijd heb je wel aanspraak van mensen die benieuwd zijn waar je vandaan komt en wat je van hun land vindt. Hier bijna niet. Bijna alle contact is transactiegericht. Op zich volkomen begrijpelijk als je woonomgeving zo nadrukkelijk wordt overgenomen door die zomerinvasie die in meerderheid waarschijnlijk ook weinig interesse heeft in het land achter het strand en als de economie er voor een zo groot deel door wordt bepaald, maar een warm gevoel krijgen we er niet van.
Dat hadden we veel meer in Slovenië. We waren er maar één dag en fietsten samen met vele gezinnetjes langs de 30 km kust die het land rijk is. Net als tijdens een eerdere reis vonden we de mensen vriendelijk, sportief, de sfeer prettig relaxed en de inrichting en oriëntatie kleinschaliger, persoonlijker en meer divers dan in Kroatië. Het is ook een prachtig gevarieerd land met bergen, bossen, grotten (Postonja is geweldig!) en Ljubljana als leuke hoofdstad, kortom, een land dat we iedereen graag aanraden om eens te bezoeken.
Dit schreven we gisteren en vandaag ben ik blij dat we het een beetje moeten nuanceren. Vanuit Split verlieten we de kust en reden één bergketen verder landinwaarts door en aantal mooie dalen. Opeens waren we in een andere wereld Er werden druiven en olijven verbouwd, er werd aan oude auto’s gesleuteld, in kleine dorpjes speelden verweerde mannen jeu de boules of lieten op een stoel bij de bar de wereld aan zich voorbij trekken. Een groet werd vriendelijk beantwoord.
Toen het tijd werd een slaapplek te zoeken stuitten we onverwacht op een bord naar een camping. Dat kwam goed uit want op de kaart stond er geen in de wijde omgeving. Even later stonden we op een leeg terrein dat overduidelijk nog gesloten was. We werden binnengewenkt door een vriendelijke dame die ons voorstelde aan haar gepensioneerde ouders die deze kleinschalige camping vorig jaar als een familie- en hobbyproject waren begonnen. We werden spontaan benoemd tot eerste gasten van het nieuwe jaar. Toen het wat ging regenen werd het gebouwtje van de receptie met man en macht schoongemaakt en konden we daar onze slaapzak uitrollen. Daarna dronken we samen koffie en rakija en morgenochtend komt moeder speciaal een kan verse koffie brengen. Mijn ouders reisden in de jaren 60 en paar keer naar Joegoslavië en vertellen soms over de gastvrijheid die ze er aantroffen. Mooi dat dat ook nog steeds bestaat in het Kroatië van vandaag!
De verschillen tussen landen of zelfs streken die we van tevoren een beetje als één beschouwden zijn dan wel weer een interessante ervaring aan zo’n doorgaande reis. Het maakt nieuwsgierig naar andere landen die nu niet op de route liggen, zoals Bosnië of Macedonië; wellicht iets voor een volgende keer. Voor nu trappen we verder richting Montenegro en Albanië.
2 Comments
Aan Slovenië heb ik ook mooie herinneringen. Toen mijn moeder nog leefde kwamen we er ook wel eens. Het heette toen nog gewoon Joegoslavië. We reden langs de kustweg tot in Dubrovnik, met zijn prachtige oude centrum.
Ik zou er nog wel eens heen willen, maar ik vind het zelfs met de auto te ver :o)
Veel plezier in deze mooie landen.
Wat gaan jullie snel! Albanië alweer in zicht, knap hoor.
Helemaal mee eens wat betreft het beeld wat je schetst over Slovenië. Sportief, vriendelijk en trots (!) volk en een prachtig divers land. Mensen van jong tot oud spreken er goed Engels. Ook wel eens fijn.
Kroatië ken ik als kusttoerist, drukdrukdruk
Goede reis!