IranZijderoute 2016-2017

Toerist of terrorist?

posted by Vandeketting 22 september 2016 0 comments
Toerist

Ik tel zeker tien uniformen als we lang na werktijd de kamer van de hoofdcommissaris van het politiebureau van Qaemshahr betreden. Ze moeten al een tijd op ons hebben zitten wachten, want de officier die ons hierheen bracht zei een uur geleden al dat we ons moesten haasten. De baas verbergt zijn ergernis en gebaart ons te gaan zitten op de stoelen naast zijn bureau. “In de problemen raken met de politie“, moet hoog op de lijst van don’ts staan voor bezoekers aan Iran, bedacht ik toen we parkeerden op het binnenterrein en de ijzeren deuren achter ons dichtsloegen, dus helemaal gerust op de uitkomst ben ik niet.

Ons late bezoek is het gevolg van een incident vanmiddag. We fietsten een paar straten verderop toen plotseling een motorfiets opdook, bestuurd door een man in camouflagekleding. Het kon iets militairs zijn, daarvan heb je hier zoveel varianten, maar net zo goed een privé uitrusting, want die zien we ook genoeg. Achterop zat iemand in t-shirt en met een walkie talkie en die probeerde ons op nogal agressieve wijze duidelijk te maken dat we moesten stoppen. “Doorrijden”, siste Ingrid, met in gedachten zowel de waarschuwing in de reisgids dat er in dit gebied rond de Kaspische Zee soms valse agenten actief zijn, als verhalen van andere fietsers die op soortgelijke wijze zijn beroofd. Ik schudde dus van nee en probeerde de belagers kwijt te raken door ze te negeren. Dat was een misrekening, want tellen later reden ze weer naast me. De man achterop greep mijn stuur, draaide het naar rechts en liet niet los. Geen schijn van kans om zo je evenwicht te bewaren en ik smakte hard op de stenen van de onverharde berm.

Toen Ingrid omkeek zag ze een partner die ze nog niet kende: eentje die gedreven door adrenaline, schrik en boosheid op weg was de t-shirtman naar de keel te vliegen. Op de vijf meter die ons scheidden kwam gelukkig ook de inkeer. “Geweld lost zelden iets op, wat als-ie wel van de politie is, en met de laatste fysieke confrontatie die ongeveer van de kleuterschool moet dateren ga ik dit waarschijnlijk niet winnen”, moeten ongeveer mijn gedachten zijn geweest die me net op tijd tot stilstand brachten.

Binnen een mum van tijd waren we omgeven door allerlei omstanders en getuigen en iedereen schreeuwde doorelkaar. Vooral onze belager moest het ontgelden. Wij vroegen wie hij was en of hij zich kon identificeren, wat hij niet kon of wilde; anderen wilden weten waarom hij deed wat hij had gedaan. We hoorden hem iets zeggen als “het zouden wel terroristen kunnen zijn”, iets wat zo te zien op weinig instemming kon rekenen. De situatie werd er niet duidelijker op en iemand stelde voor de politie te laten komen en ging dat regelen.

Intussen kreeg ik wat meer erg in de fysieke kant van de zaak. Op mijn rechterknie, -schouder en -hand zaten grote schaafplekken die flink bloedden en vuil waren en onder mijn oog had ik een bloeduitstorting die al behoorlijk begon te zwellen. Het meest zorgwekkend vond ik een kersgrote, pijnlijke buil vlak onder mijn elleboog. Met een breuk ben je voorlopig uitgefietst en ik vervloekte mezelf om de stomme beslissing om de confrontatie aan te gaan. Een aardige winkelier nam me mee naar zijn zaak om de wonden te wassen en op adem te komen. Ingrid regelde de zaken op straat, inclusief de gebarenconversatie met de echte agent die inmiddels was gearriveerd. Wat de status was van de mannen op de motor bleef nog steeds onduidelijk: voor zover we begrepen geen politie, maar er wel op één of andere manier mee verbonden.

“Wil je dat we een dokter bellen?”, vroeg iemand. Het leek me wel goed om even naar mijn arm te laten kijken, dus ik stemde toe. Een kwartier later stopte er een ambulance. De broeders keken naar mijn elleboog, maar mochten of konden geen verder onderzoek doen. Ze zeiden dat ik mee moest naar het ziekenhuis om foto’s te laten maken. Hoewel het me overdreven leek zat er weinig anders op, dus we spraken met de politie af dat ze onze fietsen naar het bureau zouden brengen zodat we ze later op konden halen, we bedankten de omstanders voor de hulp en hadden zowaar nog een snel contact met onze belager die zich halfhartig kwam verontschuldigen. Echt gemeend leek het niet, dus we negeerden hem verder en stapten in de ziekenauto. Daar moest ik op de brancard liggen, werd mijn bloeddruk opgemeten en wilden ze zelfs een infuus aanleggen. Dat leek me echt niet nodig, en de rit liggend afleggen ook, dus ik mocht op het bankje naast Ingrid en de verzorger had onderweg zijn handen vrij voor een selfie met ons.

De rit naar het ziekenhuis was eigenlijk al onderzoek genoeg. De chauffeur reed als een dolle en we stuiterden flink op en neer in de oude rammelbak. Als er ergens in het lijf een breuk had gezeten had ik het zeker gevoeld. Bij het ziekenhuis werd ik in een rolstoel gezet en bij de overvolle intake neergezet. Om me heen lagen een paar halfdode oude mannen en er kwam iemand binnen met een bloedende hoofdwond. Ze leken me er erger aan toe dan ik, maar toch werd ik als eerste naar de verbandkamer gebracht, waar een grote plas bloed op de grond lag en mijn wonden werden verzorgd door een verpleger met een bebloed schort dat leek op dat van een slager. Daarna de hoek om naar het röntgenapparaat. Helaas geen low dose Philips, maar een Spartaans Iraans fabricaat, dus met vier foto’s heb ik mijn portie straling voor de komende jaren wel gehad. Het resultaat bevestigde de diagnose uit de ziekenwagen: niets aan de hand.

Toen ik naar buiten kwam vroegen een man en een vrouw hoe het ging. Blijkbaar hadden ze van Ingrid en Arash (onze vriend uit Teheran waar we en een weekend aan de Kaspische Zee hadden gepland en die inmiddels naar het ziekenhuis was gekomen) ons verhaal gehoord. “Wel goed, dank u”, zei ik en liep min of meer door. Ze bleken echter speciaal voor ons gekomen. We werden naar de bestuurskamer van het ziekenhuis gebracht. Ook de directeur van het ziekenhuis kwam erbij en ook de voorzitter van de plaatselijke fietsclub. Iedereen sprak Iraans; Arash vertaalde het zo’n beetje. Het nieuws van het incident had zich blijkbaar snel verspreid en werd klaarblijkelijk hoog opgenomen, want de man die zojuist informeerde naar mijn toestand stelde zich voor als een soort gemeentesecretaris en hij zei dat hij namens de gemeente kwam om zich te verontschuldigen voor wat er was gebeurd. “Iran moet een veilig land zijn voor toeristen en dit soort dingen mag niet gebeuren“, zei hij. Hij zei dat de gouverneur van de regio zich er persoonlijk mee had bemoeid en op de hoogte gehouden wilde worden van de afwikkeling. Niet veel later kwam er ook een vertegenwoordiger van de regio en die zei hetzelfde. We wisselden wat beleefdheden uit en ik zei dat ik het waardeerde dat de zaak zo serieus werd opgepakt. Daarmee leek me de kous wel af, maar de deur zwaaide open en er werd een complete maaltijd aangerukt. Inmiddels was ook iemand van de politie gekomen om ons naar het bureau te brengen, maar hij moest dus wachten tot we het eten op hadden.

Ook bij de politie wordt de zaak kennelijk serieus genomen, getuige de zware delegatie die op ons zit te wachten. De meesten kijken en luisteren alleen maar bij, misschien als een soort opfriscursus van hoe om te gaan met toeristen. De hoofdcommissaris betuigt uitvoerig zijn spijt over het gebeurde en begint vervolgens aan een lange handgeschreven verklaring waarin staat dat het incident in jammerlijke tegenstelling is met Iran’s politiek zich open en welkom op te stellen jegens bezoekers en hen een veilig verblijf te garanderen. Het eindigt ermee dat ik verklaar dat ik tevreden ben met hoe de zaak is afgehandeld en dat ik geen vervolgprocedures verlang. Dat doe ik graag, want er zijn inmiddels al een uur of vier verstreken sinds ik in de grindbak lag. Tenslotte worden de twee “daders” geroepen die al die tijd op de gang hadden zitten wachten. Na alle commotie rest hen weinig anders dan nederig hun excuses te maken en me opgelucht te kussen als ik de verklaring teken – kennelijk maakt dat voor hen een groot verschil. Ik voel wel wat met ze mee, want zij worden ook maar meegesleept in de hele opgeblazen affaire waarin de instanties over elkaar heen buitelen in politieke correctheid. Arash zegt later dat de mannen een soort aspirant agenten waren; vrijwilligers die een tijdlang de politie assisteren en zo hun geschiktheid bewijzen om tot de rangen toe te treden. Het optreden van vanmiddag was waarschijnlijk niet het meest gelukkige moment in dat traject.

Met de enorme fruitschaal die we niet hadden aangeraakt als geschenk waar we de rest van het weekend op teren krijgen we tenslotte onze fietsen terug en kunnen we met een paar uur vertraging alsnog op weg naar ons huisje aan de Kaspische Zee. Daarna liften we met Arash terug naar Teheran om vervolgens onze fietsen in te pakken voor onze vlucht naar Oezbekistan. Daarmee eindigt ons fietsavontuur door Iran dus met een harde klap op de stenen. Een anticlimax die het land niet verdient, want we vonden het reizen door Iran en vooral de vele ontmoetingen met de vriendelijke, gastvrije, intelligente en interessante bevolking een hoogtepunt in onze reis tot nu toe. We hebben ons geen moment onveilig gevoeld en de manier waarop de stomme individuele fout van vanmiddag werd gecorrigeerd heeft dat gevoel eigenlijk alleen maar versterkt. Wat ons betreft blijft Iran een aanrader voor wie zin heeft in een mooi avontuur vol warme contacten.

You may also like

Leave a Comment